Bij de belastingen staat de budgettaire functie voorop. De trendmatige stijging van de onroerende en roerende zaakbelastingen bedraagt op basis van eerdere besluiten in 2019 3%. Uitgangspunt is dat de gemiddelde waarde schommelingen worden geneutraliseerd in de tarieven (exclusief groei van het bestand).
Door het karakter van de rechten als bestemmingsheffing is er een duidelijke relatie tussen de opbrengst van de rechten en de kosten van de door de gemeente te leveren tegenprestatie. Beleidsuitgangspunt is om die reden de kostendekkendheid van de betrokken tegenprestatie c.q. het overheidsproduct. De kostendekkendheid bepaalt in principe het in rekening te brengen tarief.
Binnen strikte regels mag de meeropbrengst van de ene heffing echter worden gebruikt voor de dekking van andere kosten. Voorwaarden zijn dat we rekening houden met aspecten zoals het verbod op willekeur, het evenredigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, de gevolgen van de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Europese Dienstenrichtlijn. Dit is niet toegestaan als het gaat om de afvalstoffenheffing of de rioolheffing.
Het beleid is dat tarieven zoveel mogelijk kostendekkend zijn. In een aantal gevallen is dat structureel niet mogelijk. De infrastructurele kosten van bruggen en kades zijn bijvoorbeeld zo hoog dat het niet haalbaar is de kosten in zijn geheel te verhalen op de gebruikers van de haven.
Ook voor de begraafplaatsen geldt dat de inkomsten de kosten niet geheel dekken. Voor overige leges geldt dat deze niet kostendekkendheid zijn. Weliswaar zijn er onderlinge verschillen in kostendekkendheid tussen de verschillende producten uit de legesverordening, maar bezien over de hele legesverordening is sprake van minder opbrengsten dan kosten.
Het kwijtscheldingsbeleid is vastgelegd in de Leidraad invordering. De hierin gestelde criteria zijn afgeleid van de regelgeving van het Rijk.
Kwijtschelding is onder andere mogelijk voor hondenbelasting, afvalstoffenheffing en rioolheffing.
In 2019 is er voor €1.453.683 aan belastinggelden kwijtgescholden. Het gaat hierbij met name om afvalstoffen- en rioolheffing.
Per saldo een stijging van 2,4% ten opzichte van 2018.
(bedragen x €1) | ||||
Belasting/heffing | Kwijtschelding 2018 | Kwijtschelding 2019 | Verschil | Verschil in % |
Belastingen OZB | 9.519 | 7.016 | -2.503 | -26,30% |
Hondenbelasting | 12.445 | 12.939 | 494 | 3,97% |
Afvalstoffenheffing | 780.673 | 806.599 | 25.926 | 3,32% |
Rioolrecht | 616.406 | 627.129 | 10.723 | 1,74% |
Totaal | 1.419.044 | 1.453.683 | 34.639 | 2,44% |
De tariefaanpassingen 2019 leiden voor wat betreft de belangrijkste tarieven tot het volgende beeld (uitgegaan is van een WOZ-waarde van €206.000. (Bron Waarderingskamer, jaar 2019. Peildatum 1-1-2018).
(bedragen x €1) | |
Belasting/heffing | Tarief/bedrag 2019 |
Afvalstoffenheffing ¹) | 219,06 |
Rioolheffing huishoudens | 172,20 |
Woonlasten gebruiker (sub-totaal) | 391,26 |
OZB/RZB woningeigenaar | 301,79 |
Woonlasten gebruiker/eigenaar (totaal) | 693,05 |
¹)De afvalstoffenheffing is gebaseerd op het modeltarief voor de gemiddelde aanslag (6 aanbiedingen in 2019 en een 140 liter container voor de rest-fractie).